Kleine bloem uit Salavina, die aankomt tijdens de carnavals, is tot een chacarera geworden.
Dit lied is een minder bekende chacarera, gecomponeerd door Atahualpa Yupanqui (1908-1992), een Argentijns zanger, singer-songwriter, gitarist en schrijver. Hij wordt beschouwd als een van de belangrijkste Argentijnse folkmusici van de 20ste eeuw. De tekst is een ode aan Francisco Benicio en Julían Antonio Díaz, musici geboren in Salavina, een streek aan de oevers van de Salado-rivier. “Soco” Díaz speelde gitaar en bandoneon met grote muzikale intuïtie. Samen met zijn broer “Cachilo” componeerde hij een aantal belangrijke composities van de folklore van Santiago. In de tekst van het lied ligt Cachilo op straat te slapen, in de middag begint Soco voor hem te neuriën, dat is eigenlijk alles…
Cachilo dormido
Cuando pasen por Santiago
caminen sin hacer ruido,
porque en un rincón del pago
está el Cachilo dormido.
Está el Cachilo dormido
con su ponchito de almohada,
quizá, buscando en el sueño
el alma de la vidala.
El alma de la vidala,
florcita salavinera,
llegando los carnavales,
se le ha’i volver chacarera,
(Tarareo…)
llegando los carnavales,
se la ha’i volver chacarera,
Hay un rincón en el cielo
donde moran los quichuistas,
donde cantan chacareras
al llegar la tardecita.
Al llegar la tardecita,
corazón estremecido,
anda el Soco tarareando
para el Cachilo dormido.
Para el Cachilo dormido,
florcita salavinera,
llegando los carnavales,
se le ha’i volver chacarera,
(Tarareo… )
llegando los carnavales,
se le ha’i volver chacarera.
Cachilo dormido (De slapende Cachilo)
Als je door Santiago komt
loop dan stilletjes,
want in een hoek van de buurt
ligt Cachilo te slapen.
Daar ligt Cachilo te slapen
met zijn kleine poncho als kussen,
in zijn slaap zoekt hij wellicht
de ziel van de vidala.
De ziel van de vidala,
kleine bloem uit Salavina,
die aankomt tijdens de carnavals,
is tot een chacarera geworden,
(neuriënd…)
de carnavals komen eraan,
hij is een chacarera geworden,
Er is een hoek in de lucht
waar de quichuistas wonen,
waar ze chacareras zingen
als de avond valt.
Wanneer de middag komt,
trilt het hart,
loopt Soco te neuriën
voor de slapende Cachilo.
Voor de slapende Cachilo,
kleine bloem uit Salavina,
komen de carnavals eraan,
is tot een chacarera geworden,
(neuriënd…)
de carnavals komen eraan,
hij is een chacarera geworden.
Toelichting
Cachilo en Soco zijn de bijnamen van Francisco Benicio en Julían Antonio Díaz. Zij waren musici geboren in Salavina, een streek aan de oevers van de Salado-rivier waar de Quechua-taal Santiago nog wordt gesproken. “Soco” Díaz speelde gitaar en bandoneon met grote muzikale intuïtie. Samen met zijn broer “Cachilo” componeerde hij een aantal belangrijke composities van de folklore van Santiago. Helaas stierf “Soco” voortijdig op 49-jarige leeftijd in 1948. Atahualpa Yupanqui herinnert hem in La Revista Folklore Nº 16 (1/4/1962). Bron: http://revistafolklore.com.ar/soco-y-cachilo-los-hermanos-diaz/
Vidala is een volkslied dat typisch is voor het noorden van Argentinië en later is uitgebreid tot de pampa’s; het bestaat uit een hexasyllabisch kwatrijn, en na het eerste en derde couplet volgt een refrein waarin het woord “vidalitá” wordt herhaald; het thema van de coplas is amoureus, de melodie is melancholisch en wordt gezongen met gitaar. Bron: https://es.wikipedia.org/wiki/Vidal
Salavina is een departement in Santiago del Estero, een noordelijke provincie in Argentinië, tegen de Andes aan. Quichuista = spreker van het Quechua, een Indiaanse taal uit de Andes-regio.
Bronnen
https://www.letras.com/atahualpa-yupanqui/849413/
http://revistafolklore.com.ar/soco-y-cachilo-los-hermanos-diaz/