Branieschopper uit de buitenwijken met zijn weergaloze uiterlijk, een dominante sigaret aait zijn lippen, zijn kin omhoog.
Wéér een milonga die teruggrijpt op het roemruchte verleden van de Argentijnse negentiende eeuw. Mozo guapo, zo luidt de titel. Die titel heeft nogal wat (bij)betekenissen. Je kunt die lezen als “Knappe jongen”, maar ook als “Opschepper” of “Branieschopper”. De tekst gaat over een stoere vent uit de arrabal, de buitenwijken van Buenos Aires. Hij ziet er goed uit, knap en stoer. Zelfverzekerd is hij, gevaarlijk met het mes, maar met de meisjes een mooiprater. Een branie, dus, een opschepper, een snoever. Het laatste, meestal niet-gezongen couplet speelt in het duister: er is sprake van een confrontatie, een kus en een trilling in de ziel van de lokale buurtbaas. Misschien een gevecht? Een strijd om een meisje?
Mozo guapo
Con un pucho prepotente
acariciando sus labios,
el chambergo levantado,
muy porteño el caminar;
la mirada sobradora,
negra y revuelta melena,
mozo guapo del suburbio
con su pinta sin igual.
(Instrumental)
Campeón entre las pebetas
por su verbo tan florido,
terror entre los malevos
por su puñal cimbreador;
varón de los empedrados,
conocido en los balcones
derecho sin vuelta de hoja
con alma de payador.
(Instrumental)
Cuando la noche rodea
las callecitas del barrio
cruza la estampa del guapo,
como un rey del arrabal;
pronto una sombra se acerca,
hay un temblor en los labios
y un beso vibra en el alma
del taita de aquel lugar.
Mozo guapo (Snoever)
Met een dominante sigaret
die zijn lippen aait,
zijn kin omhoog,
zijn tred zeer porteño;
een sobere blik,
zwart en warrig haar,
branie uit de buitenwijken
met zijn weergaloze uiterlijk.
(instrumentaal)
Kampioen onder de meisjes
vanwege zijn bloemrijke praat,
schrik onder de boeven
vanwege zijn zwaaiende dolk;
man van de kasseien,
bekend op de balkons,
recht voor zijn raap
met de ziel van een payador.
(instrumentaal)
Wanneer de nacht
de straatjes van de buurt omhult,
schrijdt onze poenerige figuur voort
als een koning van de voorstad;
ras nadert een schaduw,
er is een trilling op de lippen
en een kus trilt in de ziel
van de lokale baas van die plek.
Over de vertaling
Het guapo uit de titel is lastig vertaalbaar, want heeft nogal wat (bij)betekenissen. De oorsprong van guapo is het Romeinse vappa, verzuurde wijn. Als bijbetekenis kreeg het in diezelfd tijd: vals, gemeen, gedurfd. Veel later werd het in het Spaans guapo, met als betekenis: dapper, begeesterd, vastberaden. Daarnaast betekent het ook knap, goed-uitziend, maar ook slagvaardig. Ten slotte duidt het als zelfstandig naamwoord ook op een ruziezoeker, pestkop, opschepper of baasje. Kortom: betekenissen te over. Bron: https://www.todotango.com/english/history/chronicle/603/The-word-guapo-and-tango/
Bij mozo geeft Diccionario Lunfardo als betekenis: bediende, ober, kelner in een café of restaurant. Maar in het Spaans is het, iets algemener, gewoon: jongen. Mozo guapo kan dus van alles bekekenen: “Knappe jongen”, maar ook “Branie” of “Snoever”.
Het payador in het tweede couplet heb ik onvertaald gelaten. Het slaat op een Zuid-Amerikaans troubadour, een muzikant die paya’s aanging, zogenaamde zang-duels.
Bronnen
https://www.tangopoetryproject.com/translations/mozo-guapo
https://www.todotango.com/english/history/chronicle/603/The-word-guapo-and-tango/