Jij bent de tere, mystieke bloem waarvoor ik met vurige liefde zucht.
Adoración is een wals uit 1947. “Aanbidding” betekent de titel en dat is waar de tekst van spreekt, de aanbidding van een geliefde die op een fiks voetstuk wordt geplaatst. Die geliefde is een maagd van liefde, niet anders dan hemels, perfect. De schaduwzijde is dat de geliefde niet is waar de tekstdichter zou willen, namelijk dichtbij. Er is sprake van een vurige, bijna opgezwollen aanbidding, maar de geliefde doet nergens van zich spreken. Het is niet eens duidelijk of het object van aanbidding zich wel van de aanbidder bewust is…
Adoración werd in 1947 geschreven door Argüello en Pidoto. Beiden hebben maar één tango op hun naam staan. De tijd waarin deze wals geschreven is, eind jaren veertig, past bij de ééndimensionaliteit van de tekst. Tangoteksten uit de jaren ’20 en ’30 zijn anders, die gaan heel concreet over het harde leven van die tijd: over armoede, messen(gevechten), alcohol, vrouwen, klatergoud en ijdeltuiterij. De teksten uit begin jaren veertig worden lyrischer en sentimenteler, gaan vooral over naamloos liefdesverdriet. De teksten daarna, uit de jaren vijftig, worden gezapiger, gaan regelmatig over zwijmelende, zwelgende liefde. Voorbeelden: Bailando me diste un beso (1952), Y todavia te quiero (1956), Todo es amor (1957), Bomboncito (1958). Mogelijke oorzaken: de tango was in de vijftiger jaren een aflopende zaak, de urgentie was weg, mindere goden kwamen aan bod. Dat laat trouwens onverlet dat ook in de vijftiger en zestiger jaren práchtige tango’s geschreven werden, bijvoorbeeld door Homero Exposito of door Cátulo Castillo.
Volledige vertaling