Jouw borst aan mijn borstkas, twee harten samen kloppend. Jouw kille blik, vast, onbewogen en sereen.
Deze tangowals is van Charlo, na Carlos Gardel de belangrijkste zanger uit de beginjaren van de tango. In tegenstelling tot Gardel heeft hij wél dansbare nummers ingezongen (vooral met Canaro en Lomuto). Charlo was actief in de jaren 1928-1931, dus nog vóór de gouden eeuw van de tango (1935-1955). De tekst schetst een pijnlijke situatie. De tekstzanger droomt van de liefde van de knappe vrouw waarmee hij danst, alleen zijn haar gedachten vooral bij de wáls, en zeer zeker níet bij hem. Dat blijkt meteen al uit de eerste zin: “Op de slepende maat van een wals van Chopin heb ik jou mijn liefde bekend, zonder te zien dat jouw belangstelling meer uitging naar die wals“. Beter wordt niet niet, eerder slechter. De dame in kwestie blijft koud en zielloos. Hopeloze zaak. En dat in zo’n mooie wals.
Volledige vertaling