Morgen ga ik vroeg op pad, zodra de dageraad aanbreekt, om jou, geliefde, de eeuwiglevende bloem van mijn verdriet te brengen.
Droevig lied, dit Mañana iré temprano, ofwel “Morgen zal ik vroeg op pad gaan”. Het thema is, zoals zo vaak, liefdesverdriet, maar in dit geval is de reden het verscheiden van de geliefde. Het is herfst en de geliefde is al een maand dood. De tekstdichter lijdt intens onder dit verdriet, hij komt zijn bed niet uit. Het is haar verjaardag, maar hij kan niet aan haar zijde zijn. “Morgen ga ik vroeg”, zegt de dichter, “om je de bloemen te brengen waar je zo van hield”. En hij brengt haar “de eeuwigbloeiende bloem van zijn verdriet”. In het laatste couplet is het zes maanden later. Het is het lente, de bomen bloesemen, zwaluwen dartelen in de lucht. Maar de tekstdichter beleeft nog steeds een herfst, die van haar dood en van zijn eenzaamheid.
De tango Manana iré temprano werd in 1943 geschreven door Enrique Francini (muziek) en Carlos Bahr (tekst). Datzelfde jaar, 10 augustus 1943 werd het nummer uitgevoerd door het orkest van Miguel Caló met Raúl Iriarte voor het eerst als zanger. Het arrangement was van Osmar Maderna, de orkestpianist, Francini bespeelt de eerste viool. Carlos Bahr (1902-1984) schreef meer dan 600 nummers. Tot zijn bekendste tangos behoren Cada dia te extraño mas, Corazón No Le Hagas Caso, Humillación, Vamos Corazón, Si No Me Engaña El Corazón, Equipaje, No Te Apures Cara Blanca en Sosiego En La Noche.
Volledige vertaling