In de wereld, moeder, is alles roze gekleurd, precies zoals wanneer ik je naam zong, want hoe blij wil ik je toezingen!
Met de tango Que nunca me falta is wat eigenaardigs aan de hand. De titel betekent “Dat ik nooit hoef te missen”. Die regel komt meerdere keren voor, gevolgd door wat er te missen zou vallen: je tedere streling, het licht van je ogen, je troostende stem. De “jij” is dit geval de moeder, die wordt toegezongen door haar kind. De lofprijzingen zijn op het sentimentele af, de moeder is een soort heilige, het kind heeft daarentegen verdriet, heeft last van bloederige pijnen. Een eigenaardig thema voor een Argentijnse tango, maar dat is niet het enige. In de laatste paar regels van de tekst, in een gedeelte dat meestal niet gezongen wordt, neemt de tekst opeens een andere wending. In plaats van sentimenteel de moeder de hemel in te prijzen, wordt de tekstdichter giftig en haatdragend: er zijn blijkbaar nog anderen in het spel die in het verleden de moeder kwaad berokkend hebben. Er is sprake van een “ondankbare” en de tekstdichter wil zijn moeder wreken. En zo eindigt het lied, in wrok. Hele vreemde tekstwending: van zwijmelende loftuitingen naar genadeloze afrekening.
Voor dit raadsel blijkt bij nader inzien een logische verklaring te zijn, genaamd: censuur. De twee bekendste uitvoeringen van Que nunca me falte, die van de orkesten van Pedro Láurenz en van Ricardo Tanturi zijn beide uit najaar 1943 en volgen de tekst zoals vermeld op Todotango.com. Maar in juni 1943 was een militair regime aan de macht gekomen dat actief tangoteksten aan censuur onderwierp, een censuur die duurde tot aan 1949. Op internet figureren andere versies van deze tekst, zoals bijvoorbeeld de versie gezongen door Carlos Alonso (1937) of door Alberto Morán met het orkest van Osvaldo Pugliese (1951). Díe andere tekstversie is een stuk pittiger, minder kwezelig en vormt een coherenter geheel. Het kan haast niet anders, of dat is de originele, ongecensureerde tekst.
Volledige vertaling en ongecensureeerde versie