En nu dat je ver weg bent en je mij hebt weten te vergeten, ben ik een passage uit je leven, niets meer.
In het hoge tempo van de uitvoering van Troilo/Fiorentino valt het niet zo op, maar Toda mi vida is een liefdesverdrietlied vol van verlangen. De dichter, José Maria Contursi, spreekt zijn verlangen uit naar een geliefde die er niet meer is, die verdwenen is, die haar eigen weg is gegaan. Die geliefde is Susana Gricel Viganó, kortweg, Gricel, die in 1934, op 14-jarige leeftijd de toen 23-jarige Contursi ontmoette. De liefdesvonk sloeg over, maar tot een relatie kwam het pas veel en veel later, in 1962. Ten tijde van deze tango, 1941, was Contursi, hoewel getrouwd, nog steeds overduidelijk hoteldebotel van Gricel, zoals blijkt uit dit lied en tal van andere tangos die aan haar wijdde.
Volledige vertaling