Huilende winden, stemmen van de vlakten, gekwelde gebeden, dolende vogels, wat een lente met een vurige zon die de liefde verschroeide.
Een tangowals, dat is dit lied met de titel Viejo porton (“Oude poort”). In de tekst hangt de tekstdichter zijn nederige strofen aan de dakrand van een oude poort. Het lied dat uit zijn pen komt is een lied van verlangen, een gekweld liefdesverdrietlied. In de tekststrofen speelt de natuur een grote rol: winden huilen, vogels dolen, een vurige lentezon verschroeit de liefde. De liefde van de tekstdichter was sterk als een johannesbroodboom, maar de tijd wist deze liefdesboom om te hakken. In het tweede couplet fluisteren de lange manen van de treurwilg, de wind en de vogels: “Ik hou van je”. De rode bloemen van de kapokboom, natgekust door de dauw, ziijn een beetje verdrietig. Inhoudelijk zal dit een liefdesverdriet zijn, maar de prachtige taal is die van de liefde.
Volledige vertaling