Charlemos

Laten we doorgaan met dit droombeeld… Laten we praten zonder elkaar te kennen. Van hart tot hart…

Charlemos, zo luidt de titel van deze tango. “Laten we praten”, of beter “Laten we babbelen, kletsen”, want charlar betekent babbelen, kletsten. De tekst geeft één kant van een telefoongesprek weer. De hoofdpersoon probeert te bellen met ene Renée. De telefoon wordt opgenomen door een jongedame die aangeeft dat Renée niet op het bewuste adres woont. Desondanks vraagt de beller haar aan de lijn te blijven, want hij wil graag praten. Hij zoekt gezelschap, sterker nog, hij zoekt een relatie. Als de jongedame aan de andere kant van de lijn aangeeft hem wel te willen ontmoeten, haakt hij af en komt de aap uit de mouw: de beller is blind.

Muziek en tekst van deze tango zijn van Luis Rubistein, een van de grote hitschrijvers uit die tijd. Blijkbaar deden tekstschrijvers in de veertiger jaren hun best om het publiek te raken, bij de kladden te grijpen, desnoods met platte ingrepen. Rubistein gelukte dat met deze tango waarvan alle regels min of meer voorspelbaar zijn, behalve de laatste: Soy ciego, perdóneme, oftewel: “Ik ben blind, vergeef me”. Bron: https://www.todotango.com/english/history/chronicle/396/Charlemos-Charlemos-a-low-blow-and-popular-humor/

Volledige vertaling
Nummer 

Marión

Wat mij nu rest is de ochtendstond van je geur en het geparfumeerde gemurmel van de afstand tussen ons.

In dit lied draait het om liefdesverdriet, liefdesverdriet om een jeugdliefde uit Parijs. Zij heette Marion en zo heet ook de tango van Luis Rubistein die aan haar gewijd is. De liefde was zoet, net zoals de herinnering eraan: haar geur was als de ochtendstond, helder en fris. De liefdesgeschiedenis kent evenwel droevige afloop. Wie of wat daaraan schuld heeft, zegt het lied niet, maar het afscheid was smartelijk. Dit kleurt de herinneringen van de zanger, die zijn voor hem schaduwen uit een grijs verleden.

De componist van dit nummer, Luis Rubistein, was een zeer productieve songwriter/impressario van joodse afkomst. Zijn ouders en drie zussen kwamen uit Yekaterinoslav, een Oekraïnse stad ten zuiden van Kiev gelegen aan de Dnjepr, tegenwoordig Dnipro geheten. Om het opkomende anti-semitisme te ontvluchten emigreerde zijn familie in 1906 naar Argentinië, waar nog zeven kinderen geboren werden. Luis, geboren in 1908, was daarvan de tweede. In Argentinië verdween de tussen-n uit de achternaam van zijn familie (oorspronkelijk “Rubinstein”). Luis was geen bankzitter: hij werd al jong van school gestuurd, zijn middelbare school maakte hij nooit af. Hij werd journalist, was zelfs even zanger, maar groeide, alhoewel hij dik was en stotterde, uit een onvermoeibare ondernemer in de lokale radio- en filmbusiness. Zijn teksten blinken niet uit door hun diepgang (ook niet die van Marión). Desalniettemin is Rubistein single- of co-auteur van vele bekende tangos, waaronder Tarde gris (uitgevoerd door Carlos Gardel), Carnaval de mi barrio, Charlemos, Cuatro palabras, Si tu quisieras, Ya sale el tren, Nada más, Ya lo ves en De antaño (een milonga). In 1942 schreef hij de tango Yánkele (“Mi muchacho”), waarin een Joodse moeder haar kind toezingt en vraagt om midden van “esta vida horrible y atroz” (dit vreselijke en wrede leven) een eind te maken aan haar lijdensweg. In 1943 moest Luis Rubinstein zijn creatieve werkzaamheden stilleggen als gevolg van de rechtse dictatuur die toen aan de macht kwam.

Volledige vertaling
Nummer